De mannetjesaap in de slagerij

Keek op de week (216)

Foto: Pixabay

‘Ha Mir!’ riep Astrid.
Sinds ze is verhuisd lopen we elkaar voortdurend tegen het lichaam.
‘Ik ben weer begonnen met vrijwilligerswerk,’ zei ze blij.
Astrid schenkt koffie, en werkt in Winkel van Sinkel in zorginstelling.
‘Heb die ouwetjes zo gemist,’ zei 82-jarige. ‘Het zijn van die lieverds. Op een na. Dat was een haaienvin. Je kon haar gevoel voor humor met een loep niet vinden. Zelfs van vriendelijkheid knapte ze niet op.
‘Tijdens mijn afwezigheid (vanwege haar gebroken arm) is ze overleden. Geloof me: een zegen voor de gemeenschap. Bij bekende ga ik meestal naar afscheidsdienst maar bij Haaienvin heb ik mijn snor gedrukt. Andere collega’s hadden ook ineens onverklaarbare afspraken.’
Astrid straalde. Ze gaf bijna licht. Het oversteeg relaas van Haaievin.
‘Vertel eens,’ zei ik nieuwsgierig.
‘Gisteren zag ik sinds een jaar mijn jongste kleinzoon weer. Hij heeft studie in buitenland afgerond. Hij is ruim twee meter!’ Astrids hand schoot hoogte in. ‘Hij zei: Oma, als u wilt zoenen, dan buk ik wel.’

Altijd wanneer ik langs kade Reeuwijkse plassen fiets, ligt links van ophaalbrug wit bootje met hengelde man erin.
Ophaalbrug is flessenhals. Scholieren doen daar verplicht hardlooprondje. Ziggend en zaggend over fietspad. Drukker met telefoon dan met omgeving.
Wachtte tot pubers weg waren.
‘Dit is uw vaste stek, hè?’ vroeg ik aan visser. Hij had wit haar, witte baard en gezicht van buitenmens.
‘Laat ik niet merken dat iemand anders hier vist want ik schiet ‘m neer!’ zei Visser met glinsterogen.
‘Met uw hengel?’
‘Net zo gemakkelijk. Fantasie is het halve werk. De vissen hier kennen me precies.’
‘Zoeken ze dekking?’
‘Daar lijkt het wel op,’ lachte hij.

Aan wachttafel bij kapper zat man. Zestig, geen poeha, houthakkershemd.
‘Ik ken u ergens van,’ zei ik.
‘Je dochter zat bij mij op badmintonles.’
‘In herfstvakantie ging ze een week op kamp.’
‘Ik ben er nog moe van,’ grapte Houthakker.
Hij vertelde over nieuwe hobby: op afstand bestuurbare zweefvliegtuigjes op schaal bouwen, met spanwijdte van twee meter. ‘Ik huur een loods in Oud-Beijerland en wanneer weersomstandigheden gunstig zijn, heb ik ontheffing om te vliegen.’
‘Als u een tuinkabouter was, kon u in cockpit zitten.’
‘Liever niet, ik heb hoogtevrees.’

‘Wie mag ik helpen?’ vroeg Nel in huppelslager.
‘Ja, mij!’ riep man in rood ski-jack.
‘Dit jongetje is eerst aan de beurt,’ wees ik naar ventje dat naast hem stond.
Beetje man zou zeggen: Sorry knul, ik had je niet gezien, ga je gang.
Mannetjesaap in ski-jack zei: ‘Ik dácht het niet!’
Welles! ‘U kwam binnen na die mevrouw in groene jas en toen stond jongetje al te wachten.’
Desbetreffend vrouw knikte.
Nel zei: ‘Dag Thomas. Heb je een briefje bij je?’ Ze wachtte en pakte het aan. ‘Lust je een plakje worst?’
Thomas knikte, pakte plakje aan, en keek van Nel naar mannetjesaap. Vroeg met timide stemmetje: ‘Krijgt die meneer straks ook een plakje worst?’
‘Nee,’ zei Nel, ‘want die meneer is stout geweest.’
Mannetjesaap draaide zich naar mij om en zei: ‘Heb je nou je zin?’
‘Als u niet het fatsoen hebt op uw beurt te wachten, accepteer dan ook de gevolgen.’
‘Zo is dat maar net,’ zei Nel en klapte hendel van snijmachine naar beneden.
Bij thuiskomst vond ik verfrommeld zakje in boodschappentas. Maakte het open.
‘Oh, Rosa, kom er eens kijken!’
Twee plakjes leverworst. Met de complimenten van Nel.

Foto: Pixabay

De dromedaris en de ananas

Keek op de week (215)

Foto: Pixabay

Deurbel ging.
Liep naar keukenraam om te kijken wie op stoep stond.
Studentikoos type in windjack met iPad in hand. Moest ik weer naar slecht verhaal over goed doel luisteren. Mijn gegevens ophoesten en geld overmaken. Wil best geld in collectebus stoppen, maar teken noppes.
Ik schudde nee.
Student hield legitimatie omhoog.
Zwaaide dag met hand.
Windjack zette stap in tuin en hield ID tegen glas.
Ik trok luxaflex dicht.
Joris schudde schaterend nee.
‘Met voordeurbelcamera was ik op stoel blijven zitten, hè? Is het belangrijk dan stoppen ze maar folder door brievenbus. Wat is er?’ vroeg ik, toen Joris almaar nee bleef schudden. Hoopt hij nou nog steeds dat ik fatsoensrakker word?
‘Niks,’ snikte hij. ‘Ik zie het gewoon voor me.’

‘Weet je wat een swinger is?’ vroeg vrouw aan tafeltje voor me. Ze had een hoge rug en droeg mohairtrui waardoor haar rug op bult van dromedaris leek.
Dame tegenover haar had bleek gezicht met wit haar. Om haar nek hing koordje met leesbril. ‘Is dat een dans?’ vroeg ze.
‘Iemand van de vrije liefde. Die openstaat voor seks met anderen dan de eigen partner.’
‘Goeie grutten,’ sprak Leesbril. Haar gezicht zei dat grutten smerig smaakten.
‘Wanneer in vensterbank een ananas staat, is dat een uitnodiging voor een swinger.’
Ik luisterde gebiologeerd. Zou ik nog normaal naar ananas kunnen kijken?
Op toon alsof Dromedaris daar kick van kreeg, vervolgde ze: ‘Staan er twéé ananassen in vensterbank, dan doen bewoners aan partnerruil.’
Leesbril leek capaciteit van tolerantie bereikt te hebben. Sloeg hand voor mond en keek opzij, naar buiten. Vroeg ze zich af of ze zou blijven zitten of zou wegrennen?
Vastbesloten te blijven, keek ze Dromedaris aan en zei: ‘Wat is het buiten guur, hè?’

Vond reeds 197 keer geplastificeerd rood kaartje achter autoraam. Met 06-nummer van idioot die mijn rijdende blauwe hondenhok wil kopen. Kreeg bij elk kaartje zweet op bovenlip. Rot op met je kaartje! Dag gebemoei! Zijn ze helemaal gek geworden! Kreeg pas rust als kaartje versnipperd in afvalbak lag.
Tot ik dacht: waarom zou ik mezelf martelen? Dat is zó 2017. Draaide autoraam omlaag en kaartje viel vanzelf in carrosserie.
Nu rijd ik net zolang met kaartje rond totdat ik naar AH ga. Op parkeerplaats trek ik 06-nummer uit autoraam en steek het onder ruiterwisser van grensoverschrijdend dure bolide. Weet ander ook hoe het voelt om ‘uitverkoren’ te worden.

Bij Haastrecht stond dierenambulance midden op weg. Gluurde erlangs. Twee medewerkers zaten voor auto op grond naast bebloede zwaan.
Naast weg lagen bergen rietplanten. Berm was kapotgereden door baggerapparaat en veranderd in modder.
Naast me verscheen fatbiker. Man, kogelrond, veertiger. Hij riep: ‘Ik wil erlangs.’
Erg origineel, weer. ‘Ze zijn met een zwaan bezig.’
‘Wat kan mij die zwaan schelen?’
Geen respect voor dieren die voor zichzelf niet kunnen opkomen? Voel je vrij om dood te vallen. ‘Je kunt achterlangs en door de berm.’
‘Je kan toch opzij gaan?’ hield vette fietser vol.’
‘Alleen in theorie.’
Medewerker tilde zwaan op en stapte met vogel geroutineerd in ambulance.
‘Redt de zwaan het?’ vroeg ik aan man die deur voor collega openhield.
‘Komt goed. Hij heeft alleen oppervlakkig letsel.’

Molen Haastrecht

Een hoosbui en pinken

Keek op de week (214)

Trof Astrid buiten bij bieb. Zonder gips en met grijns. ‘Ik kan weer armpje drukken, dus zeg maar wanneer je komt.’
‘Van jou verlies ik graag,’ zei ik.
‘Even roddelen,’ zei ze, en knikte naar groentekraam op markt. ‘Zie je die kale man in blauwe bodywarmer? Mijn buurman. Vindt zichzelf een knappe vent.’ Astrid proestte het uit. ‘Was ik maar minder beschaafd, dan zou ik dat tegen ‘m zeggen. Wat ben ik slecht, hè?’
‘Daarom zijn we toch vriendinnen?’
‘Dat is waar,’ zei ze en haakte haar arm door mijne. ‘Buurman is typische politieagent,’ zei ze met opgetrokken neus. ‘Vreselijke man. Binnenkort gaat-ie op vakantie naar China.’
Astrid tikte op haar voorhoofd. ‘Mensenrechtenschendingen. Geen vrijheid van meningsuiting. Geen homorechten. Onderdrukking van Oeigoeren, en poging tot inlijving van Taiwan. En hij is ook nog trots dat-ie ernaar toegaat.’
‘Sommige mensen leven alleen voor zichzelf. Zullen we in Buurmans vakantie aangifte tegen hem doen van spionage? Met beetje mazzel houden ze hem in China.’
‘Oh, daar knapt het hele blok van op,’ zei Astrid.

Had net met Rosa in polder hoosbui overleefd. Bijna thuis, kwam ik vrouw tegen.
‘Ik snap dat u het vriendelijk bedoelt, maar wilt u mijn hond geen brokje geven?’ vroeg ik.
Labradors zijn enorm gefocust op eten. Wij willen geen bedelhond die zich opdringt aan argeloze voorbijgangers in hoop dat er iets eetbaars uit jaszak valt.
‘Van uw vriend mag het anders wel,’ zei vrouw in gevlekte jas.
‘Ik denk dat u in de war bent, want ik heb geen vriend.’
‘Uw man dan. Die hond heet toch Lex?’
‘Nee, dit is Rosa.’
‘Nee, dat is Lex!’
Alsof ik mijn eigen hond niet ken! Dacht: laat ik eens meegaand zijn. Sinds wanneer heb ik twee honden? En lag Rosa dan thuis te dutten in mand? Vond het idee lachwekkend. Zei giechelend tegen vrouw: ‘Dan heb ik de verkeerde hond meegenomen.’
Vrouw met duizend-en-een-dalmatiër-jas was het helemaal kwijt.

Bende jonge stieren  – pinken van ruim jaar oud – rende kriskras over weg. 300 meter verder was parallelweg naar provinciale weg.
Blokkeerde weg met fiets. Rijwiel van links naar rechts rijdend, stoere taal roepend: ‘Schorem, scheer je weg! Hup, terug naar waar je vandaan komt!’
Stieren leken eerder nieuwsgierig dan ontregeld. Alsof ze schoolreisje hadden. Eindelijk weg uit dat saaie weiland.
Stond te dubben politie te bellen, toen in verte drie pubers te fiets verschenen.
Help was on it’s way.
Drietal parkeerde fietsen defensief op weg, en overlegde hardop.
‘Ze zijn van boer Schouten.’
‘Hij mag van god geen telefoon gebruiken.’
‘Zal ik de tractor halen?’
‘Dan moet je helemaal omrijden. Weet je hoelang dat duurt?’
‘Zet ze hier in het weiland!’
‘Dat is van Harmsma.’
‘Nou en? Wat kunnen ze daar voor kwaad?’
‘Harmsma zoekt met iedereen ruzie.’
‘Ik bel mijn vader.’
…………
‘Mijn vader regelt het. Stieren moeten onmiddellijk van openbare weg.’
Alsof geteisem einde van schoolreisje rook, keerde het om. Een argeloze automobilist tegemoet. Die seinde met lichten en claxonneerde maar dat bleek rode vlag. Bestuurder koos eieren voor zijn auto, en scheurde achteruit een zijweg in.
Wildebeesten draaiden zich teleurgesteld om. Vonden het nog steeds geweldig uitje, en zetten het op hollen.
Zag zwik aan komen en dacht: dan maar geen lefmeid, en zocht dekking achter boom. Moet ook om welzijn van fiets denken.
Hulde voor knullen die als volleerde veedrijvers – met armgebaren en wapperende jassen – stieren het weiland in werkten.
Harmsma kon – letterlijk – de schijt krijgen.

Bruistabletten met zuurstof

Keek op de week (213)

Zat in wachtkamer longpoli Erasmus. Naast me zat man aan zuurstof. Bij elke ademteug hoorde ik zuurstof ruisen. Naast hem zat zijn vrouw.
Herfstzon scheen schuin naar binnen. Kreeg het warm. Straks kreeg ik hoestaanval voordat ik blaastesten had gedaan.
Bank overkant was leeg en stond in schaduw.
‘Ik verkas even,’ zei ik tegen Zuurstofman. ‘Het is niet persoonlijk bedoeld.’
Hij glimlachte.
Echtpaar keek toe hoe ik plaatsnam op bank tegenover hen.
Benen zaten inderdaad in schaduw. Helaas speculaas, scheen zon vól naar binnen op mijn gezicht. Alsof ik midden in spotlicht zat. Had dat kunnen weten. Was mijn brein in slaap gesukkeld?
Pakte mijn verlies en stond op.
‘Gelukkig is deze plek naast u nog vrij,’ zei ik luchtig tegen Zuurstofman.
Hij schudde van het lachen.
Was ik niet voor niks verhuisd.

Joris had tegoedbon om thuis bioscoopfilm te kijken. Hij koos film uit. Lengte: 2 ½ uur. Moesten film binnen 48 uur consumeren. Vonden dat nogal een uitdaging.
Avond één liep gesmeerd. Totdat film na uur uit zichzelf stopte en herstartte bij begin. Kostte Joris kwartier om uit te vogelen dat hij op zijn telefoon film vooruit kon spoelen. Na weer tien minuten kijken, hadden we er tabak van.
Tweede bedrijf. Zaten weer op onze zuignap op bank. Voelden ons heuse comakijkers. Alleen popcorn ontbrak.
‘Met beetje mazzel halen we het eind van film,’ zei Man.
Het werd kielekiele… maar haalden zelfs aftiteling.

Wandelde met Rosa langs bankje waarop twee vrouwen zaten. Hond had gezwommen en ging in gras liggen rollen. Van links naar rechts en om en om, kreunend van welbehagen en  zuchtend van genot.
Een van vrouwen trok afkeurend gezicht en zei: ‘Bah! Wat ziet die hond er goor uit.’
Ze nam slok uit beker in haar hand. Verslikte zich en sproeide bruin vocht over witte bodywarmer.
Zonder dat ik met mijn boze oog naar vrouw had gekeken!

Moet sinds kort 6x p/d puffen. Lijkt wel aangenomen werk. Stopte op fiets langs weg en nam teug.
Alsof regisseur sein gaf, stormde uit woning een bruine labrador naar buiten. ‘Lola, kom hier! Kom hier!’ riep man.
Hond stormde af op berg bijeen geharkte bladeren op grasveld en dook erin zoals Dagobert Duck in zijn geld. Als illegale voetzoeker rende Lola rondjes over terrein. Bladeren stoven in rondte. Kruiwagen maakte nutteloze indruk.
Hondeneigenaar zette handen in zij en schudde het hoofd. Zijn ogen volgden mismoedig Lola die onstuitbaar rondjes rende.
Kerel en ik keken elkaar aan. Ik maakte weids gebaar: wat heb je aan een hond?
‘Ik deed de deur dicht en ze glipte achter me langs. De tweede keer vandaag!’
Je kan moeilijk boos worden op een hond die overweldigd wordt door vreugde.
‘Geeft u Lola bruistabletten te eten?’ vroeg ik.
‘Je zou het denken, hè? Hiervoor hadden we drie zwarte labradors. Lola is erger dan die drie zwarte bij elkaar. Echt ongelooflijk.’ Man kon niet bevatten dat hij deze miskoop had begaan.
Om zijn leed te verzachten, zei ik: ‘Wij hebben ook zo’n bruine sodemieter.’
‘Oh ja. Wat doet die allemaal?’
‘Weglopen. Door bloembedden denderen. Fazanten opjagen. Mollen vangen. Meehuilen met het luchtalarm…’
Een dikke rollende lach. ‘Wat knap ik hier van op,’ schaterde de man. ‘Fiets nog eens langs en neem je hond mee.’

Spotten en prikken

Keek op de week (212)

Liep naar diervoederkaam op markt om lekkernijen voor Rosa en Spot (kat van Roos en Dirk) aan te schaffen.
Zag zowaar buurvrouw van hoek achter kraam staan. Wij kennen elkaar pas 26 jaar.
Wachtte tot het mijn beurt was. ‘Werk je hier, dat is leuk!’
‘Ik heb het naar mijn zin!’ riep ze verheugd. ‘Even wennen met de kassa en zo, maar echt heel leuk.’
‘Nu jij hier werkt, zal de klandizie wel snel teruglopen,’ zei ik.
We lagen dubbel.
Buurvrouw keek ineens opzij en zei: ‘Wat zal mijn baas hiervan denken?’
Die antwoordde: ‘Zolang erom gelachen wordt, gaat het goed.’
Duidelijk een begripvolle man met levenservaring.

Kwam in dorp voor chocolaterie Astrid tegen. 82, vitaal, vrolijk en met vleugje lippenstift.
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg ik.
Astrid wees op haar malende mond, en pakte uit tas een zakje met dropsleutels. Ze gebaarde: Jij ook een? Met haar vinger tikte ze op: suikervrij.
In dat geval: graag.
Stonden gezellig naast elkaar te herkauwen, kijkend naar passerende mensen.
Haar mond leeg, zei ze – met blik op arm in mitella -: ‘Ik ben een gevallen vrouw. Over een week mag het gips eraf. Ik oefen met balletje om spieren te kweken. Popey wordt jaloers op me, ik verzeker het je. In gipskamer zei verpleegkundige – nauwelijks 20 – Oude mensen vallen nou eenmaal. Werd ik weggezet als bejaarde! Ik zei: iemand duwde me van de tráp, ja.’
‘Wat?’ vroeg ik.
‘Per ongeluk, maar goed. Mijn kinderen wilden voor me koken. Lief hoor, maar ik ben niet hulpbehoevend. Ik koop verse kant-en-klaar maaltijden bij de slager. Onbetaalbaar, maar dan kan die man volgend jaar ook weer op vakantie. Om de lasagne wordt gevochten. Met die gipspoot elleboog ik me een weg naar voren,’ knipoogde ze.
Het carillon speelde: Twee emmertjes waterhalen.
‘Het is twee uur,’ zei Astrid. ‘Ik heb een afspraak bij de kapper.’ Ze duwde twee dropsleutels in mijn hand en ging ervandoor.

Haalde coronavaccinatie. Reed dorp uit langs de Lek en IJssel over naar priklocatie. Daar zag ik tussen twee treurwilgen Sjoerd staan. Nou ja, een trafohuisje. Wie weet zie je de foto’s ervan eens op zijn blog.
In GGD-locatie Caps Lock hing in café een wand die beplakt was met cassettebandjes. Dat p(r)ikte ik toch mooi even mee. Geen David Bowie ertussen. Had me anders beslist genoodzaakt gevoeld bewuste cassette te confisqueren.

De wind rukte herfstbladeren van bomen. Midden op weg stond rood-wit hekwerk met daarop een bord. Fietste erlangs.
Verderop zaten twee bouwvakkers op stapel stenen te schaften. Weg was leeg en verlaten.
Rechtse kerel riep: ‘Hebbie dat bord niet gezien!’
‘Daarop staat: auto’s omrijden. Ik zit toch niet in een auto?’
‘Kutwijf! Je denkt zeker dat je bijdehand bent. Als je op je muil pleurt, is het je eigen schuld.’
Wat een diepgang! Vanbinnen bedoelde hij het vast goed. ‘Bent u vanochtend met twee verkeerde benen uit bed gestapt?’ vroeg ik vrolijk.
‘Pleuriswijf, met je grote muil. Krijg de tyfustering!’
Tyfus en tering zijn geen ernstige ziektes. Antibiotica erin en dóór. ‘U moet vandaag werken. Ik heb een snipperdag. Die verpest u niet, hoor. Eet smakelijk en nog een fijne werkdag!’
Bouwvakker was één seconde verwijderd van een hartaanval.